-
1 Staat
〈m.; Staat(e)s, Staaten〉♦voorbeelden:1 von Staats wegen • van staats-, rijkswege, (van de kant) van de overheid4 in vollem Staat • in gala, in vol ornaatsich in Staat werfen • galakleren aantrekkenmit etwas Staat machen • pronken met, indruk maken met iets -
2 sich in Staat werfen
sich in Staat werfen
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский